dinsdag, 18 augustus 2009

18 augustus 2009

Gisteren waren we laat terug van Hersonissos, voor een groot deel te danken aan mijn zoetje. We vonden het afhaalpunt zonder één enkel probleem en zochten vervolgens een parkeerplaatsje in ongelooflijke drukte van het stadje zelf. Dat ging nog relatief makkelijk. We slenterden langs de vele winkeltjes, en voor we het wisten was het al te laat om het avondeten op het hotel nog te halen. We vonden een crêperie en genoten van een overheerlijke pannenkoek. Hier is het blijkbaar de gewoonte om kaneel in de pannenkoeken te doen, wat ik superlekker vind. Mijn zoetje had er eentje besteld met ijs. Hij kreeg een drietal grote bollen ijs op zijn pannenkoek; als je dat bij ons bestelt moet je het ijs soms ver gaan zoeken. Het enige nadeel voor hem was dat de pannenkoek vanbinnen ook nog eens besmeerd was met nutella, en dat heeft hij niet zo graag. Niettemin was zijn pannenkoek wel in heel hoog tempo verdwenen, dus zo slecht kan hij het niet gevonden hebben.

Hersonissos is een mooi stadje, maar ik heb wel de indruk dat het toerisme de authenticiteit ervan reeds danig heeft aangetast. Het is totaal niet te vergelijken met Chania, waar je uren in het oude en verkeersvrije centrum kan kuieren, het ene speciale winkeltje naast het andere. In Hersonissos zelf zijn er ook wel enkele typische winkeltjes, maar de meeste verkopen de gebruikelijke rommel: t-shirts met stomme prints op, zonnebrillen, ... Dingen die je in elk land kan kopen. De disco’s en bars verdringen langzamerhand de leuke winkeltjes, en ik vrees dat dit stadje binnen enkele jaren op het reeds verpeste Lloret de Mar zal gelijken. Niet iedereen zal het met me eens zijn dat Lloret de Mar verpest is, want vele gaan enkel voor de disco’s, de vrouwen en de bars op vakantie. Maar als je houdt van rustige straatjes met leuke winkeltjes heb je daar niet veel te zoeken.

Toen het tijd was om eens terug naar het hotel te keren, besloten we eerst een tankstation te zoeken. Mijn zoetje had net voor we Hersonissos binnenreden, gezegd dat we dringend moesten tanken want dat we niet meer terug tot aan het hotel zouden geraken. Dat is nu weer typisch iets voor hem, dat zo op het laatste nippertje zeggen. En het toppunt was dus dat hier op Kreta zogoed als alle tankstations gesloten zijn na 23u. Bij ons kun je op gelijk welk moment tanken en betalen met kaart, maar hier moet je dat cash doen. Een groot probleem dus. Ik stelde voor om zo zuinig mogelijk in de richting van Heraklion te beginnen rijden; we zaten daar niet zover meer af en ik hoopte dat er aan de luchthaven nog wel enkele tankstations open zouden zijn. Gelukkig (en ironisch genoeg, maar dat zullen enkel de mensen die ons goed kennen begrijpen) vonden we een BP-tankstation dat ons uit de nood zou redden.

Mijn zoetje vroeg opgelucht om de tank vol te doen. Echter na een paar minuten besefte hij dat we contant zouden moeten betalen, en dat hij waarschijnlijk niet genoeg meer op zak had. We nemen altijd zo weinig mogelijk cash mee, gewoon voor de veiligheid, en het grootste deel zat natuurlijk nog in de safe op de kamer. We hadden welgeteld nog 10 euro op zak, gezien we al enige souveniertjes hadden gekocht en er ons eten van hadden betaald. En natuurlijk was er al meer getankt. Dus in het Engels de situatie proberen uitleggen, met behulp van veel gebaren, en gevraagd waar er zich ergens een bankautomaat bevond om geld af te halen. 200m verder zou er één zijn, gelukkig. Ik stelde voor om met auto en al bij het tankstation te blijven, maar die mensen daar vonden dat blijkbaar niet genoeg en eisten dat Geert zijn rijbewijs zou achterlaten. Dan mocht ik mee op zoek naar de geldautomaat.

Ik heb al verhalen gelezen op Internet waar dit soort situaties ook voorkomt, en waar het dan eveneens op neerkomt dat men het rijbewijs achterlaat, of het paspoort. Maar bij het terugvragen weten die mensen dan plots van niets, tenzij je een grote som geld op tafel kan leggen. Ik zeg niet dat het veel gebeurt, maar het komt hier voor en dus vond ik het idee van dat rijbewijs niet ideaal. Maar we hadden geen keuze, de mensen stelden zich niet tevreden met mij en wilden per sé dat rijbewijs hebben. In het stekdonker op zoek naar de geldautomaat, gelopen, 200m en verder, nog steeds niets. Dan een kiosk tegengekomen en dat nog eens gevraagd, en gelukkig kon die mens ons vertellen dat er één was enkele meters verder aan de overkant. Het klopte.

Ondertussen was ik buiten adem (het was nog steeds 29°C) en zei ik tegen Geert om al terug te lopen, ik zou mijn weg wel terugvinden op mijn tempo. Ook niet veilig, dat weet ik best, gezien er nergens lichten stonden en de baan lang en leeg was. Maar algauw kwam mijn zoetje me tegemoet met onze jeep, tank vol en een smile op zijn gezicht. Ik stapte in, zei dat ik heel erg boos was op hem en hielp vervolgens de weg terug naar het hotel te zoeken. Het boos zijn hield 1 minuut stand, want mijn zoetje zat me schaapachtig aan te kijken, viel enige keren stil met de jeep en zei dat we bijna al eens mochten uitkijken naar een tankstation (kwestie van het op tijd te zeggen). Pff, altijd maar lachen met mij, maar had ik gereden, dan hadden we dit avontuur niet meegemaakt, dat weet ik zeker!!! Stel je voor dat we geen tankstation hadden gevonden… Die venten ook hè!

Aangezien het erg laat was tegen dat we in ons bedje belandden, geraakten we er maar moeilijk uit vandaag. We hadden echter nog een eind te rijden tot wanneer we onze wandeling konden beginnen, dus veel tijd te verdoen was er niet. Vandaag is de wind weggevallen, en dat maakt het hier broeierig heet. Elke dag stijgt de temperatuur tot boven de 40°C, en in de zon wordt het makkelijk 50°C en meer.

Onze wandeltocht begint in Makrigialos, enkel stadjes verder dan Ierapetra, gelegen in het zuiden van Kreta. Ik las de gebrekkige kaart (een goede wegenkaart bestaat niet, want elke dag komen er nieuwe wegen bij en verdwijnen er een paar), registreerde waar flitspalen stonden (o ja, dat kennen ze hier sinds kort blijkbaar ook; er staan er niet veel en of ze werken, weten we niet) en genoot van het prachtige uitzicht dat je krijgt wanneer je hoog in de bergen rijdt. Van de Jetair hadden ze ons gezegd dat we zeker eens naar het zuiden moesten rijden om het verschil te zien tussen zuid en noord. Inderdaad is het zo dat de meeste hotels en het toerisme zich situeren aan de noordkant van het eiland. In het zuiden staan wel enkele hotels hier en daar, en er lopen wel wat toeristen rond, maar bijlange zoveel niet als in het noorden. Het was er aangenaam rustig en zeer mooi. Binnen enkele jaren zul je voor de rust en de natuur naar het zuiden moeten trekken, want dan zal het noorden van Kreta teveel lijken op de Spaanse Costa’s.

We bereikten moeiteloos Makrigialos en parkeerden de auto. De wandeling begon met een erg steile klim in de brandende zon, en ons eerste flesje water was al op na de eerste kilometer. Het was zweten en zwoegen. Na een aantal kilometers lopen werden de aanwijzigen in het boekje onduidelijk en liepen we voor de eerste keer verloren. We hadden een weg ingeslagen die ons langs een bergflank leidde, en dat gaf wel mooie uitzichten, maar het was niet de goede weg beseften we na een tijdje. Door de harde en verdroogde struiken keerden we terug in de richting vanwaar we gekomen waren, maar blijkbaar zaten we iets hoger. We zagen de weg wel waarop we wilden belanden, maar we stonden op een rots en de weg naar beneden zag er nogal rotsig, steil en gevaarlijk uit. Niet ideaal dus. Door de struiken en bomen zochten we ons een veilige weg naar beneden. Net toen we het laatste stukje naar beneden klommen, stopte er een auto met een Griek erin die wat naar ons brabbelde en zat te grijnzen. Sukkelaar, in plaats van een beetje te helpen ofzo. Maar aangezien ik mij in een bijzonder netelige en onelegante positie bevond, liet ik het maar zo.

Terug beneden, met onze benen vol pijnlijke en bloederige schrammen, volgden we voor de veiligheid maar de asfaltweg naar Agios Stefanos. De klim naar boven verliep redelijk vlot, en na een tijdje bereikten we het stadje. De siësta was in volle gang, en dat betekende dat het pleintje aan de kerk volzat met oudjes die geïnteresseerd naar ons zaten te kijken. Ze dachten waarschijnlijk dat we volkomen geschift waren om zo’n klim te doen op het heetste van de dag in de volle zon, en ik kon ze geen ongelijk geven. We vonden een cafeetje waar we enkele blikjes frisdrank kochten, en na wat moeite om de prijs te verstaan, lieten we ons onder een boom in de schaduw neervallen om te genieten van de Fanta. Deugd dat zoiets kan doen!!!

Al drinkend vervolgden we onze weg richting Pefki, omhoog maar minder steil. Daar bereikten we het punt van de terugweg: het begin van de Pefki-kloof. Geert zou de paar meter naar het dorpje Pefki doorlopen om te kijken of daar ook wat frisdrank viel te kopen, want de blikjes waren al op en we hadden onze suikers nodig. Op zoek naar een plekje in de schaduw, zag ik een verlaten betonnen hut onder een boom. Aangezien dat de enige comfortabele plek in de schaduw was, klom ik op het dak en legde ik mij languit te genieten van het mooie uitzicht dat ik had over de kloof. Mijn zoetje keerde triomfantelijk terug met een blikje Cola en een blikje Fanta, en zo blij als een kind dronken we het blik Cola leeg op het dak van de hut. Het was er heerlijk liggen, maar we moesten nog een lange weg terug en het was tijd om te gaan. Het blikje Fanta bewaarden we voor onderweg en ik stopte het in de zijzak van de rugzak.

Dat "onderweg" duurde echter niet lang, en dat hadden we volledig te danken aan mijn zoetje. Normaalgezien ben ik degene die steeds struikelt, en is mijn zoetje degene die ervoor zorgt dat ik niet nog meer blauwe plekken bijkrijg door me neer te vleien op de harde rotsen. Maar tijdens de afdaling naar de kloof hoorde ik een schermutseling, en toen ik omkeek om te zien wat er gebeurde, zoefde een blik rakelings langs mijn oor ergens tussen de struiken. Maak het mee, mijn zoetje was gestruikeld, en goed ook. Echter voor ik hem uitgebreid kon staan uitlachen, beseften we beiden dat het het nog volle blik Fanta was dat een aanslag op mijn oor had gepleegd. We keken tussen de struiken, zagen dat er een gaatje in het blik was door de val op de stenen, en onze dierbare frisdrank spoot de lucht in. We sprongen er beide op af in de hoop nog iets te redden, en waren nu wel verplicht om het blikje uit te drinken nu er nog iets in zat. Het was wel een erg originele manier om me aan het verstand te brengen dat mijn zoetje dat blikje wou openen, moet ik zeggen. Het was zo grappig, echt, je had het moeten zien! Mijn zoetje die valt is al een bezienswaardigheid, want met zijn 45-46 en zijn zevenmijlslaarzen is hij net een getrainde berggeit, maar dan dat blik en onze snoekduik om er nog iets van te redden…

Nadat we eindelijk waren uitgelachen, liepen we prompt weer verkeerd. Maar het viel me deze keer; we zagen het pad dat we moesten hebben aan de overkant en klauterden er zonder al te veel problemen naartoe. De kloof was werkelijk prachtig. Wel een beetje kort, maar zeer zeer mooi. De wanden van de kloof bestonden uit allerlei raar gevormde rotsen met gaten en holen, het was erg mooi om te zien. Beneden aangekomen moesten we regelmatig over enkele rotsblokken klimmen om onze weg te kunnen vervolgen, en zagen we nog meer rotsen liggen die precies op het punt stonden om te vallen. Er zou water moeten stromen, maar in deze tijd van het jaar is alles erg droog. We zagen slechts hier en daar een paar plassen vervuild water. Op het einde van de kloof passeerden we via een niet meer zo stevige reling en het overblijfsel van twee trappen (deze zijn deels vernietigd door een eerdere brand, maar mits hier en daar een trede die ontbreekt, valt alles nog wel mee) de afgrond en meteen het smalste deel van de kloof. Erg smal, misschien wel smaller dan de Samaria.

Eens het einde van de kloof bereikt, restte ons nog een klein stukje naar de auto terug. Maar toen pas begon de miserie. Het wandelboekje dateert van 2003 en baseert zich op teveel vergankelijke dingen om de weg aan te duiden (houten bankjes, door een brand vernietigde struiken, …) en bovendien waren er sinds dan reeds vele kleine weggetjes bijgekomen. Dat kleine stukje werd dus een kilometerslange zoektocht naar onze jeep. We belandden beneden in Makrigialos, terwijl we 100m hoger hadden moeten uitkomen volgens het boekje, waar we onze auto hadden geparkeerd om ons een klim van 100m te besparen. We wisten niet of we links of rechts moesten, en kozen lukraak toevallig de juiste richting. In het stadje zelf vroegen we de juiste weg terug naar boven, maar dat viel niet mee aangezien het stadje niet erg toeristisch was en men niet goed Engels sprak en verstond. Uiteindelijk was het rond 19u en vonden we de weg naar boven, waar ons nog een klim van 100m stond te wachten. We waren beide niet zeker of dit wel de goede weg was, want we herkenden niet veel. En we hadden beide geen zin in de zoveelste zinloze klim. Dus onderweg vroegen we nogmaals de weg aan een bewoner, met veel handgebaren, maar die mens geraakte niet aan ons kaartje uit. Dus liepen we doelloos verder, ondertussen al de hoop verliezend dat we op de goede weg zaten, en het begon al te schemeren.

En dan, eindelijk, zagen we de jeep. Ik was zo moe, zo verbrand en zo per total gewoon, ik was nog nooit zo blij geweest om dat beest te zien. Het was 19u45, we hadden bijna 8 uren gewandeld in plaats van de oorspronkelijke 4, we hadden alles bij elkaar ongeveer 500m geklommen en afgedaald, en toch wel rond de 16-17km gelopen. Zelfs mijn zoetje, berggeit in spe, was opgelucht dat we aan de auto waren. En wat doet het altijd zo’n deugd om die bergschoenen te kunnen uitdoen!!! Mijn zoetje had het over zijn poezelige voetjes, maar ik vond dat nu geen al te passende benaming voor zijn zevenmijlsstappers. Nou ja, het kan aan mij liggen.

Moe, bezweet, vuil en verbrand installeerden we ons voor de terugtocht naar huis. Mijn zoetje moest zijn gordel op een alternatieve manier dragen wegens teveel pijn in zijn schouder, en ik vond al helemaal geen positie waarin ik mij comfortabel en zonder pijn kon installeren. Dus zat er voor mij niets anders op dan mij in een handdoek te wikkelen en zonder gordel op uitkijk te zitten voor flitspalen. Niet veilig, nee. Dat weet ik.

De terugtocht naar het hotel verliep moeiteloos, en we remden af voor elke flitspaal om zeker niet geflitst te worden, ook al reden we niet echt snel. Het probleem is hier dat het wat ontbreekt aan borden die zeggen hoeveel je mag rijden. En als ze dan een flitspaal zetten, heb je een probleem natuurlijk. Terug in het hotel genoten we van een heerlijke douche, en landde ik als een gestrande kreeft op het bed. We waren natuurlijk te laat voor het eten in het hotel, en met moeite wist mijn zoetje me te overtuigen uit bed te komen om in het stadje 2km verderop toch nog iets te gaan eten. Ik was te moe om te eten, maar liet me toch overtuigen en werd getrakteerd op een megagrote overheerlijke pizza Hawai. We hadden grote dorst, en terug op het hotel hadden we alweer dorst, dus belandden we in ons geliefde zeteltje in de bar van het hotel voor nog wat frisdrank.

Morgen is een rustdag, en we gaan er een grote van maken om te bekomen. Dus dat wil zeggen: uitslapen, genieten van een verse fruitsap bij het zwembad en na de siësta naar Agios Nikolaos, ook een stadje dat we zeker moeten doen volgens de boekjes. Amai, was dat afzien vandaag!

 

Foto’s

1 Reactie

  1. moekie:
    20 augustus 2009
    amai, als ik dat zo allemaal lees, is dit niet echt verlof, maar veeleer een marteling !