dinsdag, 2 september 2007

2 september 2007

Met kleine oogjes ontbeten we om 4u ’s morgens, en deze keer kwam de bus ons netjes halen. Na aan nog een aantal andere hotels gestopt te zijn, ging de rit door de bergen richting Samaria. Onderweg zeurden de organisatoren ons de oren van het hoofd; het was alsof ze ons wilden voorbereiden op een ware overlevingstocht, met de nodige verraderlijkheden en gevaren. Het zou ons wat; we waren intussen al het één en ander gewoon en luisterden allang niet meer.

 

Na een lange tijd gereden te hebben, stopten we aan een kleine taverne, waar we een drankje kregen en even naar het toilet konden. De groep splitste zich daar; achteraf kwamen we te weten dat er een groep was die ganse kloof zou doen, en een groep die vanaf het einde zou beginnen tot aan het smalste deel van de kloof. Het was frisjes in de bergen, maar ik genoot van het uitzicht van de bergen die zich nog half verscholen hielden in de duisternis. Terug op de bus wachtte ons opnieuw gezaag en waarschuwingen, en dan eindelijk waren we er. Er stonden al massa’s bussen aan het begin van de kloof, en uiteraard was er een massa mensen reeds voor ons. We besloten niet te treuzelen en direct aan de afdaling van 1200m te beginnen. De mensen keken ons maar raar na toen ze ons zagen passeren met de rugzak en onze lompe bergschoenen aan. Maar wij keken even raar toen we zonder overdrijven toch wel 90% van de mensenmassa zagen lopen met teenslippers aan, soms ook sjieke schoenen waar je mee naar je werk gaat, en in plaats van een zware rugzak met eten en drinken enkel een sjakoske. Nu begrepen we natuurlijk waarom de organisatoren zo dramden; dit zijn geen ervaren wandelaar die de Samariakloof doen, de meeste mensen weten niet eens waaraan ze beginnen. Mijn vriend en ik gingen goed vooruit op het mooie pad met leuning aan. Onderweg zagen we taferelen als uitglijdende mensen op teenslippers (ja, dat geeft geen grip natuurlijk), hangend aan de balustrade en klagend en zagend. Maar er was geen weg terug, natuurlijk.

 

Regelmatig bleef ik staan voor het trekken van foto’s, want de zon kwam net op en je zag ze zo mooi vanachter de bergen komen en de mist in het dal verjagen. Algauw waren mijn vriend en ik de eersten van de groep mensen in de kloof. Het was ideaal om zo de eersten te zijn, want dan kon ik massa’s foto’s trekken waarop geen mensen stonden. En foto’s trek je, dat garandeer ik je.

 

De Samariakloof is de smalste kloof van Kreta en 18km lang. Zoals ik al zei, is het begin van de kloof een afdaling van 1200m, waar we anderhalf uur over deden. Daarna was het een makkelijke wandeling, en zeer mooi. De Samariakloof is 14 miljoen jaar geleden ontstaan door erosie, en in 1962 werd het wegens de   bijzondere planten en zeldzame dieren (zoals de Kri-Kri-geit) bestempeld als Nationaal Park. Ongeveer op een derde van de kloof ligt het dorpje Samaria, waar tot 1962 effectief ook mensen woonden. Er staan bankjes om uit te rusten, en uiteraard zijn er ook waterbronnen. Het is er prachtig, en ik verwonder me erover dat hier nog mensen hebben gewoond… Onze tocht gaat verder; op sommige plaatsen is de kloof slechts 4m breed met rotswanden van 500m hoog. Ondanks de hitte kwamen we er niet zonder natte voeten vanaf; de eerste kloof waarin we water zagen. Bijna aan het einde van de kloof bevindt zich het smalste gedeelte, erg indrukwekkend. Vanaf daar kwamen we enkele strompelende mensen tegen, alweer op teenslippers, die in de tegenovergestelde richting op weg waren van het einde van de kloof naar het smalste gedeelte. Ze vroegen ons hijgend of het nog ver was, en vielen bijna op hun knieën om ons te aanbidden toen we zeiden dat we de ganse kloof hadden gedaan. Onvoorstelbaar.

 

We kwamen als eerste uit de kloof en hadden zo’n vier uur gewandeld over de 18km, rustpauzes inbegrepen. In het oude Agia Roumeli genoten we van een veel te dure verse fruitsap. Daarna wandelden we op ons gemak naar het nieuwe Agia Roumeli, want er valt echt niets te beleven in het oude gedeelte. Het dorpje ligt aan de Libische Zee en je kan er iets eten en kuieren langs de winkeltjes. Groot is het niet, maar wel gezellig. Dat is dus wat we deden, en we ondervonden een nadeel van het feit dat we op excursie waren: we moesten wachten tot de rest van de mensen uit de kloof was voor we met de boot konden vertrekken naar de bus. Het duurde eeuwen, en velen maakten ook gebruik van de red-ezels; die worden ingezet wanneer iemand om de één of andere reden niet meer verder geraakt.

 

Men zegt dat de Samariakloof de langste is van Europa. Dit is echter niet zo: de Franse ‘Gorges du Verdon’ zijn met hun 21km net dat ietsje langer. Wij vonden de tocht niet zo zwaar, dan vonden wij de Aradhenakloof wel zwaarder, maar voor ongeoefende mensen kan het inderdaad wel een marteling zijn. Goede en stevige bergschoenen die je enkels goed ondersteunen zijn het bel         angrijkste. Eten moet je zelf meenemen, want dat wordt niet verkocht in de kloof zelf. Het is bijna onmogelijk om de Samariakloof te doen zonder georganiseerde excursie, maar je moet ze echt gezien hebben. En dan bedoel ik ook helemaal; als je enkel vanaf het einde tot aan het smalste stuk loopt, mis je de mooiste dingen.

 

Agia Roumeli is niet bereikbaar over de weg; een grote boot bracht ons naar een dorp dat wel bereikbaar is over de weg, en waar de bus ons kon ophalen. De terugtocht was hels, maar dat kwam omdat de chauffeur besloot om niet langs de grote baan te rijden, maar langs smalle kronkelende paadjes waar zelfs nauwelijks een bus doorkon. Ik werd algauw kotsmisselijk en was totaal uitgeput toen we eindelijk om 21u aan ons hotel werden afgezet. Maar we hadden een fantastische dag gehad, en mijn misselijkheid was algauw vergeten toen we de foto’s bekeken die we hadden getrokken. Doodop vielen we neer in bed en sliepen tot een stuk in de dag.

 

Foto’s