vrijdag 7 augustus 2009 tem zondag 9 augustus 2009

10 augustus 2009 - Oudenaarde, België

Vanmorgen genoten we van ons laatste ontbijt in het hotel. Terwijl mijn zoetje naar de cursus was, maakte ik de koffers en de rugzak voor onze lange wandeltocht klaar. Na alles naar de auto gesleept te hebben, had ik nog een uurtje de tijd om wat te lezen. Ik vermeed angstvallig (en spijtig) ons mooie balkon met de wel zeer comfortabele ligzetels, want elk straaltje zon deed pijn aan mijn verbrande schouders.

De bedoeling was om na het uitchecken nog even de kabellift naar Rinerhorn te nemen en een bezoekje te brengen aan de dierentuin daar, maar nu we de kaarten van het hotel niet meer hadden om gratis de kabelliften te kunnen nemen, kwam ons dat eigenlijk veel te duur uit. Ernaartoe rijden was geen optie, dus besloten we dat maar te houden voor een volgende keer. We gingen nog wat eten in Davos zelf en vertrokken toen naar Zernez, waar onze wandeling door het nationale park zou beginnen.

De routeplanner rekende een kleine 20 minuten naar dit dorpje, maar in werkelijkheid deden we er veel langer over. Reken toch maar een klein uur. De weg ernaartoe ging door de bergen, dus het waren constant smalle wegen die ofwel erg naar beneden leidden, ofwel erg naar omhoog. En niet te vergeten de haarspeldbochten natuurlijk. Onderweg kwamen veel mooie dingen tegen, en natuurlijk zette ik onze auto vaak aan de kant om enkele foto’s te trekken. Toen we nog een achttal kilometer te gaan hadden en net weer aan het dalen waren, begon het wel heel erg te stinken in onze auto. Wat ik vreesde was waarheid: onze remmen waren oververhit. De rook kwam vantussen onze wielen. Ik kon me nergens aan de kant zetten, dus zat er niets anders op dan temidden van de baan stil te staan en onze vier pinkers op te zetten. We hadden nog remblokken over, dus besloten we door te rijden, zoveel mogelijk op de motor te remmen en ons af en toe aan de kant te zetten om onze remmen de kans te geven af te koelen.

Met de nodige vertraging geraakten we toch aan onze bestemming: het station van Zernez. Daar konden we de auto achterlaten, onze bergschoenen aantrekken en met de rugzak op pad gaan. Het was intussen 16u. We waren van plan geweest om rond 15u te vertrekken, gezien de wandeling 3u30 zou duren en we om 19u in de blokhut moesten zijn, maar ja, niets aan te doen.

Zernez ligt op een hoogte van 1471m, en we moesten klimmen naar een hoogte van 2126m. De wandeling naar Fopps begon in de bossen, die ons gelukkig een beetje verkoeling gaven tijdens de wel heel zware klim van bijna 700m. Vaak rusten was de boodschap; het pad naar boven was zo steil dat je soms maar voetje voor voetje vooruit geraakte. Eens op die hoogte gekomen, hadden we een magnifiek uitzicht over de bergen en de rivier beneden. Ik had af en toe last van hoogtevrees toen we langs smalle padjes langs de afgrond moesten, maar het was de moeite waard. De wandeling liet ons een afdaling maken naar de rivier, deze oversteken en vervolgens bracht een kleine klim ons naar de blokhut waar we zouden overnachten: Chamanna Cluozza, gelegen op 1882m met een fantastisch onvergetelijk uitzicht over de bergen en de rivier.

Het was op dat moment 18u57, net op tijd om onze kamer toegewezen te krijgen, onze schoenen uit te schoppen en aan tafel bij te schuiven voor het avondmaal. De mensen daar waren allemaal erg vriendelijk, ook de eigenaars van de hut. De blokhut telt twee verdiepingen en biedt plaats voor ongeveer 70 mensen. Op de bovenste verdieping bevinden zich de slaapzalen, op de eerste verdieping de kamers. Beneden zijn de keuken en de eetzaal. Schoenen moeten uitgedaan worden voor het binnengaan van de blokhut, en je krijgt klompen in de plaats. Onze kamer was klein en bevatte enkel het hoogstnoodzakelijke, wat normaal is uiteraard: een klein tafeltje, een spiegel, enkele planken om je kleren op te leggen en een stapelbed. Daar moesten we om lachen, want we hadden gedacht samen te kunnen slapen. Het raampje kon open en er waren luiken om het licht buiten te sluiten. Alles zag er schoon en verzorgd uit, echt zeer goed in orde. Het avondeten omvatte zeer lekkere soep, een soort koude rode kool die ik moest overslaan, en het hoofdgerecht bestond uit rijst met daarover een saus van stoverij.

Terug op onze kamer crashte ik volledig en had ik een serieuze dip. Ik was moe en zag de zware tocht voor morgen al helemaal niet meer zitten. Gelukkig was er mijn zoetje om me over mijn dip heen te helpen. Hij eiste dat ik me wat zou wassen, en dan zou ik me al veel beter voelen volgens hem. Buiten stonden twee kleinere hutjes: één met een tweetal toiletten (dus het was rijtje schuiven), en één met twee kamers met een grote wasbak, een spiegel en een aantal kranen. Gelukkig konden de kamers op slot. Ik had gedacht mijn haar even te kunnen wassen, maar bij gebrek aan warm water liet ik dat maar zo. Uiteraard werd mijn dip nog groter: ik had het ijskoud, en moest me wassen met ijskoud water. Ik moet toegeven dat dit ene kleine dingetje, het gebrek aan warm water, de druppel was en ik heb even uitgehuild in de armen van mijn zoetje. Als ik moe ben kunnen zulke kleine dingen soms zo groot lijken... Elektriciteit was er ook niet, dus mijn zoetje zou een stoppelbaardje moeten kweken.

Terug boven voelde ik me alweer wat beter, en was ik van plan om ons bed op te maken. We zouden ondanks de kleine bedden toch proberen samen te slapen in het bovenste bed. Echter was er wel een probleempje: het was intussen al gaan schemeren, en we hadden geen licht in de kamer. Het enige licht was dat vanop de gang. We zagen niet zoveel meer, dus besloten we buiten nog even te genieten van de invallende duisternis, en daarna op de tast ons bedje in te duikelen. Het dichtdoen van de luiken, het in bed kruipen, niet trachten verstrikt te raken in de dekens en – in het geval van Geert dan – het proberen niet te stoten van je hoofd, ... Het ging allemaal niet van een leien dakje en veroorzaakte verschillende lachbuien. Aan de bovenkant van de muren waren verschillende grote gaten, dus je kon heel makkelijk horen wat de andere mensen aan het doen waren. In feite kon je horen wat er in gans de blokhut gebeurde. We hoorden dat vele mensen ook het idee hadden om vroeg te gaan slapen bij gebrek aan elektriciteit, en dat iedereen het probleem had om alles op de tast te vinden. Grappig. We hadden geen verbinding met onze GSM’s, maar ze deden toch goed hun dienst dankzij het licht dat ze geven wanneer je op enkele toetsen duwt. Fantastische uitvinding toch, nietwaar.

Dicht tegen elkaar aan genesteld probeerden we dan maar wat te slapen. Maar door de vele geluiden kwam dat er natuurlijk niet van. Het koppel in de kamer naast ons had eveneens problemen met de luiken en het gebrek aan licht, en we proestten het uit toen we de man een serieuze wind hoorden laten. Tja, als ik zeg dat je alles hoorde, bedoel ik dan ook echt alles hoor. Uiteindelijk was zowat iedereen die in de hut logeerden in bed geraakt, en dachten we een beetje te kunnen slapen. Niet dus, want net toen ik had gezegd dat we geluk hadden dat er geen snurker logeerde, begon het. Gesnurk, uit de kamer naast ons dan nog (aan de andere kant van het winden latende koppel), en het ging in alle toonaarden en een waaier aan geluidjes. Op den duur kregen we natuurlijk de slappe lach, en juist omdat we de andere mensen niet wakker wilden maken met ons gegier, werd het nog veel erger. Ik weet niet hoelang we daar lachen te proesten, maar het moet toch wel even geweest zijn. Daarna dommelde mijn zoetje in. Tijdens zijn schoonheidsslaapje duwde hij me steeds meer en meer tegen de muur, en ik voelde me net een mossel in een te kleine schelp. Zo zou ik geen oog dicht doen, besefte ik, dus zachtjes maar vastberaden schopte ik mijn lieveling uit bed naar het bed eronder. Zonde, maar het was dat of niet slapen. ’s Nachts werden we nog een aantal keren waren van mensen die opstonden om naar het toilet te gaan, en rond halfzes ’s morgens ging er ergens een wekker af. Tegen een uur of zes was er intussen zoveel lawaai dat we ook maar besloten om op te staan. Opnieuw het gestommel en het gestoot van onze hoofden bij gebrek aan licht, maar we geraakten er.

Ontbijt werd geserveerd tussen halfzeven en halfacht ’s morgens. Ik weigerde me nogmaals te wassen in die cabines met ijskoud water, dus we trokken onze kleren aan en wachtten op ons eten. Dat was nogal teleurstellend, zelfs mijn zoetje at met lange tanden. Akkoord dat we geen buffet van hier tot ginder zouden krijgen, dat lijkt me logisch, maar het brood dat we kregen was immens klef en droog. Als beleg hadden we niet veel keuze: ofwel boter, ofwel rode confituur. Ik wilde wel confituur, maar mocht deze niet eten vanwege mijn allergie. En mijn schatje heeft een hekel aan confituur, maar was wel verplicht dit te eten bij gebrek aan beter. We kregen wel koffie (zo straf dat ik direct wakker was) en warme melk met eventueel wat chocopoeder. O ja, en een klein stukje kaas. Dat laatste was een feestmaal voor mij. We hadden lunchpakketjes besteld voor vanmiddag, en wilden dat we dat niet hadden gedaan omdat we opnieuw van dat kleffe droge brood zouden meekrijgen. Maar we hadden wel elk een appel en een reep chocola.

De rugzak was snel gepakt, en tegen een uur of zeven vertrokken we voor de rest van onze tocht. Deze hield een beklimming in van bijna 700m naar de bergtop Murter (2545m). Opnieuw erg zwaar, vele rustpauzes nodig gehad, maar ook tal van mooie zichten. De bergen waren nog niet uit hun dons en langzaam klommen we tot boven deze wolken. Prachtig. Bijna boven verlieten we de bossen en wandelden we door grassen. Daar waren we getuige van het ontwaken van talloze marmotten, en we spendeerden veel tijd aan het kijken ernaar. Schattige diertjes, ik had ze nog nooit gezien in het echt. Stilletjes sloop ik tot op een meter of twee, en toen bleef ik stil zitten om met mijn telelens enkele foto’s te maken. Helemaal boven zagen we een kudde steenbokken, waar ik natuurlijk ook foto’s van trok. Boven hielden we even pauze, en toen daalden we af tot 1640m. Onderweg zagen we heel veel marmotten en ook nog enkele steenbokken. Er waren enkele Fransen achter ons die reeds eerder commentaar hadden op het feit dat ik iets dichterbij de dieren kwam om mooie foto’s te kunnen trekken. Het waren echt zo van die typische wereldverbeteraars, ken je dat. Ze waren hoogst verontwaardigd over mijn lef om de dieren te besluipen (hoewel ik ze geen schrik aanjoeg en ze dus niet wegvluchtten), maar deden achter ons wel net hetzelfde, enkel heel wat minder stil. Ze maakten zoveel lawaai dat ze de dieren wel wegjoegen, dus we liepen wat sneller om ze af te schudden. En een geluk, want even verder zat op ons pad een marmot, een kleintje nog, en hij was helemaal niet bang van ons. Dus wij zetten ons op het pad en bewonderden het schattige dier. Na een kwartier hadden de Fransen ons ingehaald en kwamen ze met veel lawaai op ons af. Geert deed teken dat ze hun kop moesten houden, en vervolgens duwde de man mij bijna van de berg om zelf foto’s te kunnen trekken. Toen hij er genoeg van had, gebaarde hij zijn familie dat ze dichter konden komen, wat ze met veel lawaai deden. Uiteraard was het dier bang en kroop het weg in zijn holletje. Wij vertrokken, we hadden genoeg gezien, maar de sukkelaars bleven zitten voor het hol en verwachtten dat de marmot er terug zou uitkomen. Niet dus. Kijk, ik heb niets tegen Fransen, maar het is toch altijd iets hoor. Het ganse dal bijeenfluiten toen ze zagen dat ik enkele marmotten trachtte te benaderen, omdat ze bang waren dat er geen foto’s meer over zouden zijn voor hen, de dieren wegjagen met hun lawaai en ondertussen meneertje wereldverbeteraar uithangen, ... Ooit was ik eens op een uitstap met een bende andere mensen. De gids zou ons uitleg geven in het Engels, en iedereen was daarmee akkoord. Behalve 2 Fransen, die eisten dat men de uitleg nog eens speciaal voor hen alleen overdeed in het Frans. En dat terwijl achteraf bleek dat ze heel goed Engels verstonden ook... Sommige mensen...

Enfin, de tocht naar beneden was opletten geblazen waar je je voeten neerzette, en dat verbeterde er niet op toen het nog begon te gieten ook. Maar we geraakten er. Beneden moesten we over een smalle houten brug, en toen ik zag hoe diep de kloof eronder was weigerde ik nog een voet te verzetten. Maar ja, uiteindelijk moest ik er toch over, of het was de ganse weg terugkeren en dat was geen optie. Vandaar was het nog een allerlaatste klim naar Vallun Chafuol, gelegen op 1766m. Net op tijd voor de bus die ons terug zou brengen naar Zernez.

We waren per total en druipnat, maar de wandeling was echter prachtig. Zeker doen! Echt een aanrader. Ik zou het zo weer doen.

En dan werd het tijd voor het minder leuke gedeelte: terugrijden naar huis. Eerst zochten we een pizzeria uit. Ik weet niet wat het is, maar als ik lang aan het wandelen ben, krijg ik de gekste fantasieën over eten... En aangezien ik drie uur had lopen denken aan pizza, moest ik pizza hebben. We trokken propere en droge kleren aan en voelden ons direct wat beter. Aangezien de GPS ons terugstuurde naar Davos, stopten we daar even om nog enkele souverniertjes te kopen en onze muntstukken op te doen. En toen werd het tijd om te rijden. Ik reed zeven lange uren achtereen. Het was niet de bedoeling om zolang te rijden, maar de GPS stuurde ons langs baantjes die zo belachelijk waren, dat er natuurlijk geen tankstation of eetgelegenheid was. Op den duur gaf de GPS de melding dat er een betere route beschikbaar was en of we die wilden nemen... Ik kreeg het echt volledig. Is dat niet het doel van een GPS? Je langs de beste en snelste baan sturen? Blijkbaar dus niet bij de mijne... Uiteindelijk was het 23u15 en konden we stoppen in een wegrestaurant in Luxemburg. Daar crashte ik, en Geert reed de resterende drie uur naar huis. Ik probeerde te slapen, maar bracht daar niet veel van terecht. Af en toe droomde ik dat we van de weg af reden en schrok ik wakker, kijkend of mijn zoetje nog wel wakker was. Gelukkig geraakten we om 3u15 veilig terug thuis en lieten we alles voor wat het was, om heerlijk te kunnen slapen tot halftwee ’s middags. En dan... De nest. Met een hoofdletter eigenlijk. Miljaar wat een mens allemaal meesleept. En wat een berg was! Daar ben ik nu dus doorheen aan het worstelen, want tegen vrijdag moet alles gewassen en gestreken zijn voor onze volgende reis: naar Kreta! Ach, een mens heeft het ervoor over, niet?

 

Foto’s