woensdag, 28 juli 2010

28 juli 2010 - Zadar, Kroatië

Om 8u kookte ik eitjes voor ons ontbijt en genoten we van het nog slaperige stadje. Daarna raapten we onze bergschoenen bij elkaar en vertrokken we met een rugzak waar onder andere 8L water inzat, naar het nationaal park. We vonden het zonder één enkel probleem. Via de A1 zou het maar 4 minuutjes rijden geweest zijn, maar we vonden het zot om daarvoor te betalen (payage) en kozen voor de alternatieve weg. De banen lijken hier wel erg op die in Kreta: kronkelig, zonder vangrails of verlichting, maar wel met enkele duidelijke borden die je tonen waar je moet zijn. Ook voorbijsteken gebeurt hier op dezelfde manier, met andere woorden de verkeersregels aan je laars lappen en hoe gevaarlijker hoe beter. Ook hadden ze hier volgens mij wel een teveel aan snelheidsborden: om de zoveel meter staat wel een bord met een andere snelheidsbeperking. Het is dus opletten geblazen.

We kochten kaartjes voor één dag (40 Kn per persoon; 7 Kn = iets meer dan 1 euro) en parkeerden ons op de hoger gelegen parking 2 km van de ingang. ’t Was 10u , en het volk begon net toe te stromen, maar velen daarvan waren bergbeklimmers. In ons eerste gedeelte van de wandeling zagen we dus ook nauwelijks anders. We kregen direct een zware klim voor onze kiezen: 750 m. Onderweg kregen we het vertrouwde beeld van mensen op sletskes, en iemand had zelfs een klein hondje mee. Het arme beest viel bijna om, zeker omdat het bazinnetje dacht dat het dier haar zou omhoog trekken de berg op.

Na die klim was de wandeling makkelijk tot aan Forester’s Lodge, waar we ons middageten opaten met een deugddoende Cola en Fanta. Die dingen kunnen toch schandelijk goed zijn! De kloof was goed onderhouden: er was een erg mooi pad aangelegd met voldoende rustplaatsen en drinkbronnen, en het pad ging wel omhoog, maar niet langs afgronden. Ideaal dus. We besloten onze wandeling verder te zetten naar wat aangeduid stond als een uitkijkpunt in ons wandelboekje, en tevens een hut die kans biedt voor overnachting: Planinarski Dom. Nog even een klim om op je tanden te bijten, en we kwamen een uurtje later aan. We waren beide wel een beetje ontgoocheld: een uitkijkpunt wordt verwacht boven de bergen uit te steken en je een uitzicht van hier tot ginder te geven. We zaten dan wel erg hoog, maar konden weinig zien omwillen van de bomen rondom ons. Omdat we sneller gelopen hadden dan het boekje had voorzien, zou onze wandeldag gedaan zijn rond 15u. Dat vonden we nogal vroeg, en we besloten de andere kloof ook nog eens te gaan bezoeken. Veliki Paklenika is dan wel erg mooi, maar ze is wel breed en heel iets anders dan we gewoon waren in Kreta. De andere kloof, Mala Paklenika, werd omschreven als smaller en mooier. De kaart zei dat we nog een vijftal uurtjes wandelen voor de boeg hadden, en dat zagen we wel zitten.

We keerden een groot stuk terug langs dezelfde baan, tot aan het bord dat ons de weg naar Mala Paklenica toonde. Direct keken we op tegen een steil kronkelend paadje dat omhoog leidde, want beide kloven worden gescheiden door een berg. Ongeveer 450m klommen we, maar het was ontzettend zwaar omdat we op dat moment het warmste moment van de dag hadden. De litertjes water vlogen erdoor, en opgelucht bereikten we de top, waar enkele vervallen huisjes stonden. Na een korte pauze hadden we volgens de borden nog een drietal uurtjes te lopen, wat betekende dat we goed op schema zaten.

De kloof verwelkomde ons met een steile afdaling, en vervolgens niets anders dan keien waarover ik om de haverklap mijn voeten omsloeg, bergschoenen of niet. Ik vervloekte de kloof algauw, maar we genoten wel van het uitzicht, want de kloof is inderdaad duizend keer mooier dan zijn broertje. Net toen we dachten dat we de kloof wel bijna gehad hadden, begonnen de keien het formaat aan te nemen van huizenhoge rotsblokken, waarover we onze weg moesten klimmen. Soms waren de rotsblokken te hoog voor mij en kon ik niet met mijn voeten aan de grond, zodat het een samenwerking was van me te laten glijden en vervolgens opgevangen te worden door Geert, die me dan met beide voeten op de grond plantte. Toch wel een voordeel, die zevenmijlslaarzen van hem. Het klauteren vroeg algauw zijn tol, vooral omdat we er reeds een twintigtal kilometertjes hadden opzitten. We kwamen niet veel mensen tegen. Ook de paden waren minder goed onderhouden, en al zeker niet commercieel: het was te klauteren over omgevallen bomen, en zoeken voor de beste doorgang. Maar de aanduidingen waren wel prima, en hier en daar waren stalen kabels bevestigd waaraan we ons konden vasthouden wanneer we ons naar beneden moesten laten zakken langs de rotsen.

Op een gegeven moment daalde de kloof zo steil dat we onze weg niet meer konden vervolgen via de kloof zelf. We werden via een pad op de wand van de kloof naar beneden gestuurd, en steile afdaling van toch wel 250m. De gladde rotswanden gaapten ons aan, en hoewel er wel een zeer smal en soms glibberig padje was aangelegd dat ons veilig naar beneden moest leiden, werd ik verlamd van schrik bij de aanblik van die gladde rotswanden die de afgrond in gingen. Ik weigerde nog een voet te verzetten uit angst dat we beide te pletter zouden slaan op de bodem van de kloof. Geert bracht me echter aan mijn verstand dat terugkeren geen optie meer was, omdat we anders nog uren zouden onderweg zijn, en nooit voor het donker de auto zouden bereiken. En langs zulke paden wandelen in het donker is levensgevaarlijk, dus we moesten het einde van de kloof zien te bereiken voor het ondergaan van de zon. Langzaam, voetje voor voetje, soms op handen en voeten, en nooit zonder steun van Geert of een boom, liet ik me door zijn geruststellende stem naar beneden brengen. Hoe lang de kloof nu ook nog zou zijn: terugkeren was nu zeker geen optie meer, want voor geen geld ter wereld deed ik die baan nog eens!

En de kloof was nog lang: vol rotsblokken waar we overheen moesten klauteren, en dat gaat dus niet vooruit. Ons eten was zo goed als op, en met het water moesten we ook zuinig doen, want onze 8L zat er bijna door. De wandeling eiste zijn tol van ons beide, en we gleden meer en meer uit over een steen van vermoeidheid. Hier en daar kwamen we al eens een paar mensen tegen die vanaf het begin van de kloof eens kwamen kijken en al snel omdraaiden bij de aanblik van al die rotsen, dus we vermoedden dat de uitgang niet al te ver meer zou liggen.

Om 20u30 ’s avonds bereikten we dan uiteindelijk de einde van de kloof, onze opluchting was heel erg groot dat we dit hadden kunnen doen voor het donker werd. We waren nog mensen tegengekomen die de kloof niet hadden verlaten en ook niet vlak achter ons liepen, dus het was meer dan waarschijnlijk dat zij een gedeelte in het donker zouden moeten afleggen, want vlak daarna viel de duisternis snel in. We waren ook een aantal mensen tegengekomen die bijna een ganse dag hadden gedaan over driekwart van de kloof; op dat moment draaiden het rond 18u ’s avonds en moesten zij nog al die uren wandelen afleggen die wij al hadden gedaan, waaronder een gevaarlijke klim en afdaling langs een bergwand. Terugkeren was voor die mensen ook geen optie, want ze waren al de ganse dag onderweg. Het zou ons dus niet verbazen mochten er af en toe eens mensen vastzitten in de kloof, en er noodgedwongen moeten overnachten wegens te gevaarlijk om verder te gaan. De tijdsaanduiding van die kloof is schromelijk onderschat, en – behalve aan het begin van de kloof waar een bordje "only for experienced mountainiers" staat – is er geen enkele warschuwing dat Mala Paklenica zo’n killer van een kloof is.

Intussen zagen we geen hand meer voor ogen, en moesten we nog een uur wandelen langs min of meer gewone brede paden naar onze auto terug. Wat was de opluchting groot toen we ons voiturreken terugzagen! Er stonden nog meerdere auto’s op de parking, en sommige reden ook net weg. Allemaal van mensen die de wandeling onderschat hadden, zoals wij. Na ruim 35 km en 11u30min gewandeld te hebben, verlosten we onze arme pijnlijke voeten van de beklemmende bergschoenen. Goud waard, dat gevoel! We gooiden onze spullen achteraan in de auto en ploften ons neer om naar huis te rijden. Met een beetje geluk zouden we rond tienen thuis zijn, en nog een deftig stukje slaap kunnen krijgen voor ons wandeling van morgen.

Niet dus; in feite moest alle ellende nog beginnen. En achteraf gaan we daar misschien wel om lachen, maar op het moment zelf hadden we daar allesbehalve zin in. Onze auto wilde niet starten: platte batterij. Hoe dat in godsnaam mogelijk kon zijn, ontdekten we pas achteraf: het lampje in de koffer gaat niet uit bij het sluiten van de koffer. Niets aan te doen, de auto was niet van plan te starten.

Intussen was daar totaal geen teken van leven meer (behalve van de dieren), geen licht, geen mens om ons te helpen en geen telefoon want onze GSM was plat gegaan onderweg. Ik stelde voor om de wagen een eindje te duwen, en intussen te proberen starten. Onverantwoord in feite, want ik zag bijna niet waar ik reed en Geert moest behalve duwen ook nog eens zeggen naar welke kant ik moest sturen, om te vermijden dat we van de rotsen af reden. De auto was niet te overtuigen en bleef koppig zwijgen, en wij strandden al snel op het tweede stuk bergop. Ik was intussen beginnen helpen duwen, onderwijl sturend, maar ik kon bijlange niet voldoende kracht bundelen met Geert om de auto een tweede keer een stukje bergop te sturen.

Intussen stonden we op het midden van de baan, zonder lichten of een andere aanduiding voor eventueel naderend auto’s (die natuurlijk uitbleven), dus moesten we de auto ergens langs de kant van de baan zien kwijt te raken en een andere oplossing zoeken. Achteruit sturend manoeuvreerden we onze wagen een klein stukje parking op, en dan was het kiezen: ofwel in de auto slapen, ofwel hulp gaan zoeken.

We kozen voor het eerste en wandelden weer helemaal terug naar boven, omdat we daar laatst nog een bestelbusje hadden zien omhoog rijden en we hoopten dat die mens daar ergens in een hutje zou liggen slapen. Het busje vonden we, maar geen teken van leven. Even euforie omdat we een telefooncel zagen, maar die was enkel te gebruiken met een betaalkaart. Gefrustreerd keerden we terug naar onze auto, zochten we onze spullen bij elkaar en wandelden weer dat hele eind naar beneden dat we net met veel moeite opgeklommen waren. Ons drinken was op, en tollend op onze benen van vermoeidheid, vonden we ergens toch nog de kracht om helemaal tot beneden te lopen. Desnoods zochten we daar een kamertje om de nacht in door te brengen en losten we het probleem morgen op.

Gelukkig vonden we een stel bergbeklimmers dat aan de voet van de berg aan het kamperen was, én ze verstonden Engels! We legden ons probleem uit, en ze waren direct bereid te helpen. Startkabels hadden ze niet, en ze vonden het niet erg waarschijnlijk dat we morgen wel zo iemand zouden vinden. Blijkbaar zijn startkabels niet "in" in Kroatië. We reden met hen mee in hun wagen, terug naar onze auto, en ze blokkeerden de baan met de grootlichten op, zodat een deel van de weg verlicht was. Vervolgens kroop er één achter ons stuur, en duwde mijn zoetje samen met nog iemand anders de auto. Die maakte als snel veel vaart, en ik hield mijn hart al vast. Maar ja, de auto startte wonderwel! We waren zo blij en vroegen hoe we de bergbeklimmers konden bedanken. Ze wilden daar echter niet van weten en hadden ons met plezier geholpen. Na nogmaals onze dank stapten we in onze wagen en reden we een dik halfuur terug naar ons appartement. In principe moest de accu dan volledig opgeladen zijn. Geert had intussen uit colère het lampje in de kofferbak zodanig gewrongen dat het niet meer werkte.

We konden bijna niet meer lopen van pijn en vermoeidheid, focussen op de baan was erg lastig, maar het enige dat telde was dat we zouden overnachten in ons eigen appartement, veilig en wel. Iets na middernachten plantten we onze ongehoorzame auto op de parking en vlogen we op onze voorraad frisdrank en het weinige dat we nog te eten hadden in huis: zoute nootjes. Niet ideaal als je daar allergisch aan bent, maar op dat moment is alles goed. Doodop vielen we in ons bed, na een geruststellend sms’je gestuurd te hebben naar ons doodongeruste thuisfront, en sliepen we een zeer onrustige slaap. Te moe om te slapen noemen ze dat dan, en bovendien droomde ik steeds maar weer dat we over de rand van een berg vielen. Voor morgen hadden we de Plitvice-meren gepland, maar dat wordt uitgesteld; morgen gaan we bekomen, en vooral: eten!

 


Foto’s

1 Reactie

  1. Ellen:
    12 augustus 2010
    hey , leuk verhaal ! Wij gaan ook naar Zadar eind september.

    Denk dat er een foutje in staat... is het niet 7kuna = 1 euro ?