zondag, 16 augustus 2009

16 augustus 2009

Vannacht niet zo goed geslapen. Eerst en vooral vlogen we van ’t verschieten bijna tegen ’t plafond, want om 23u staken ze vuurwerk af ter ere van de 15de blijkbaar. Het was net of er een stel voetzoekers net voor onze deur ontplofte.We hadden ook de airco laten aanstaan in de hoop onze kamer een beetje frisser te krijgen, maar halverwege de nacht werd ik wakker van de kou. Aangezien mijn zoetje het bakske van de airco had en hij vredig lag te slapen, zocht ik op de tast naar de deken en warmde ik mijn rug aan mijn zoetje. Blijkbaar moet ik mij in mijn slaap volledig in de deken gerold hebben, want kort daarna werd mijn zoetje wakker van de kou. Ik had alle lakens en de deken ingepikt, maar hij wilde mij op zijn beurt niet wakkermaken en zette de airco af. Dus zo doe je dat dus als je kou hebt en je vriend het bakske van de airco heeft: pak alle lakens en dekens af en zorg dat hij zelf wakker wordt van de kou J!

’s Morgens werden we wakker van een hevige wind en boven ons leek vanalles omver te waaien, aan het metaalachtige geschraap te horen. Toen ik de luiken opendeed, werden ze bijna uit mijn handen gerukt. Storm dus, maar de zon scheen ook en het was alweer erg warm. Ergens in mijn achterhoofd vormde zich de vraag of het niet gevaarlijk was om met zo’n stormachtige wind te gaan wandelen.

Tijd voor het ontbijt, en mijn zoeteke kwam zo fier als een pauw aanzetten met een kop thee. Gisteren hadden we reeds de zakjes thee zien liggen, maar het warme water vonden we niet. Vanmorgen dus wel. Ik stond er met mijn neus bovenop, maar had het natuurlijk niet gezien.

Aangezien Geert geen problemen zag in verband met de wind, maakten we de rugzak klaar en trokken we naar de jeep. Vandaag zouden we de Dodenkloof doen, gelegen te Zakros. Dat is ongeveer het meest oostelijke punt van Kreta, dus het zou wel even rijden zijn. Omdat ik graag vandaag nog in Zakros wilde belanden, bombardeerde ik mezelf tot kaartlezer en mocht mijn zoetje rijden. Hij blij natuurlijk, hem kunnen uitleven met de jeep. Voor deze ene keer vond ik dat helemaal niet erg, ik vertrouwde die jeep niet. Omdat je zo hoog zit, lijkt het of de wielen niet goed pakken op de baan, en ik rij er eigenlijk niet graag mee. Zonde, want ik rij heel graag en anders krijgt mijn zoetje niet veel de kans om te rijden…

We zouden het eerste stuk naar Sitia rijden via de "New Road", op de kaart aangeduid als "National Road". Daarna zou het naar Zakros gaan via een kleinere baan, op de kaart aangeduid als "Main Road". Na even de verkeerde richting uitgereden te zijn, zaten we op de juiste weg. Onze jeep heeft zo’n plastic dak dat je kunt afnemen en je hebt een instant cabrio, je kent dat wel. Door de wind echter rammelde dat ding oorverdovend. Het was zo erg dat we op den duur gewoon in de lach schoten, want de jeep klonk alsof hij elk moment kon opstijgen. Daar bovenop krijste de versnellingsbak en gierden de remmen. Met de zekerheid dat op een gegeven moment het dak de lucht in zou gaan, hotsten en botsten we over de enige echte autostrade hier. Af en toe zijn er twee vakken, maar meestal heb je één rijvak en dan de pechstrook natuurlijk. Mee hobbelend en af en toe de lucht in schietend trachtte ik de kaart te lezen en probeerde ik boven het lawaai aanwijzigen te brullen in de trant van "links", "rechts", "put", "tegenligger", "scherpe draai" of iets dergelijks.

Zonder problemen bereikten we na 2u hobbelen Sitia, een groot stadje aan de zee gelegen. Tot dusver alles OK, maar nu zouden we de "Main Road" opgaan. Ik had daar niet zo’n goed idee over, en bleek gelijk te hebben. De weg bestond nu gewoon uit één vak, niet goed aangelegd natuurlijk, maar op vele plaatsen was het asfalt gewoon verdwenen en vervangen door een hoop stof met steentjes waarop gewone auto’s slechts moeilijk hun grip vonden. We zagen vele auto’s glijden, en natuurlijk waren er geen vangrails ofzo, dat zie je hier niet zoveel. Voor de eerste keer was ik blij dat we een jeep hadden, we maakten maar één slippertje.

Drie uur na ons vertrek bij het hotel parkeerden we ons bij de ingang van de kloof, in Zakros. Het was de bedoeling om enkel het mooiste gedeelte van de kloof te doen, en dit heen en terug. Het zou dan gaan over een afstand van 7km, ideaal als opwarmertje naar de komende wandelingen toe. Maar de ingang van de kloof stond overal aangeduid, en we besloten ze dan toch volledig te doen. Het was 13u, we hadden nog geen middagmaal gehad, maar we dachten niet dat de kloof erg lang zou zijn.

De Dodenkloof is erg bekend, en dankt zijn naam aan de vele holen in de grotten, waarin de vroegere minoïsche bewoners hun doden begroeven. Er was veel groen in de kloof, veel oleanders, maar ook veel scherpe rotsen waarover je moest klauteren. We zagen inderdaad veel holen in de rotsen, maar de meeste waren hoog en onbereikbaar. Dan stel je je natuurlijk de vraag hoe die minoïsche bewonders dat toch deden, zo hoog met een lijk op hun rug… We snuisterden ook in enkele minder hoog gelegen holen, in de hoop nog een aanwijzing te zien van die graven. Maar het enige wat we erin vonden was het skelet van een geit. Dat vonden we wel spijtig, dat van die graven totaal niets meer was overgebleven.

Onderweg kwamen we aan het punt waar we onze ingekorte wandeling van 3,5km hadden moeten beginnen. We hadden reeds een uur gewandeld. De wandeling zelf was niet erg vermoeiend, maar het was er wel verstikkend warm. Uiteraard struikelde ik menige keren over een rotsblok, maar dat is mijn zoetje al gewend. Mijn bergschoenen zullen het eerst versleten geraken aan de neus denk ik… Na 2 uur wandelen bereikten we het einde van de kloof. Door het gebrek aan eten was ik per total, en gelukkig hadden we water mee. In de kloof zelf stonden regelmatig pijlen die richting Kato Zakros Beach wezen, maar we wisten vanuit het wandelboekje dat het na deze kloof nog 5km wandelen was naar dit strand.

Na een vergeefse zoektocht naar een plaatsje dat ons wat te eten kon geven, stonden we voor de keuze: ofwel naar het strand wandelen, daar eten en met de bus terugkeren, ofwel de kloof direct terug lopen. Ik koos voor het laatste, want de bussen hier zijn niet erg betrouwbaar. Wanneer ze vol zijn, rijden ze verder en dan sta je daar natuurlijk. Dus na een pauze gingen we de kloof terug omhoog. Dit ging me verbazend makkelijk af. Het hoogteverschil tussen begin en einde van de kloof was natuurlijk niet erg veel, slechts 350m.

Onderweg kwamen we hier en daar enkele mensen tegen die duidelijk richting strand wilden. Ze waren in bikini en hadden teensletskes aan. Zie je ze al klauteren in die kloof? Niet te schatten gewoon. En de meesten hadden geen of slechts een enkel flesje water mee… Ze vroegen ons of het nog ver was naar het strand, en ons antwoord liet hen de moed in hun sletskes zakken. Op het einde van onze wandeling, na 14km, was ik echt aan het einde van mijn Latijn en strompelde ik de kloof blij uit. Niet dat het zo’n lelijke kloof was hoor. Niet erg speciaal, wel eens mooi om te zien, maar ik zou niemand aanraden om er speciaal 3u voor te gaan rijden. Het was 17u, we hadden 4u gewandeld over 14km in de brandende zon. Best goed voor een opwarmertje, niet? En mijn zoetje had mij iets belangrijks geleerd voor het geval ik het in mijn hoofd zou halen als een man met een plastuit te gaan plassen tegen elke boom die je tegenkomt: plassen met de wind mee! Typisch mannenpraat toch…

Tijd om de rit terug aan te vangen, en ik vroeg mijn zoetje ergens aan een tankstation te stoppen om iets te kopen voor te knabbelen. Na een uur vonden we een klein vervallen maar open tankstationnetje, met gekoelde frisdrank en chips, ideaal! We installeerden ons en aten alles hongerig op. Ik vond het natuurlijk super om mijn zoetje onder de neus te wrijven: "aha, we hadden nochtans geen eten nodig hè", wat me een gemaakt-boze blik opleverde en een brom. Toch heerlijk als je iemand zo goed op stang kan jagen, niet?

We hobbelden moeiteloos en met dak en al terug naar het hotel. Mijn zoetje vloekte wat af op de lullige Micra’tjes die hier tegen 30 per uur rijden en gans de boel ophouden. En aangezien er constant haarspeldbochten zijn, is het niet simpel om die voorbij te steken. Die Micra’tjes ook… Onderweg hadden we mooie zichten: kerkjes, de zee, het strand, en een mooie zonsondergang. Ik vroeg mijn vriendje herhaaldelijk even te stoppen, zodat ik een foto kon trekken. Uiteraard passeerden die Micra’tjes ons dan terug en vloekte mijn lieveling heel wat af omdat hij diezelfde autootjes opnieuw moest voorbijsteken… Hij mag wel een beetje afzien, niet?

Terug aan het hotel struikelde ik opnieuw onelegant uit de jeep, alweer vergetende dat dat beest hoger aan de grond staat. Terwijl ik dan alle rommel aan het vergaren was om mee te nemen, knalde de deur van de jeep dankzij de hevige wind tegen mijn achterste, en zat ik – alweer onelegant – geplet tussen de deur en de jeep. Mijn vriendje moest me komen bevrijden, maar niet nadat hij me eerst uitgebreid had staan uitlachen. Lief toch… Daar hou ik nu dus twee blauwe knieën aan over.

Een deugddoende douche spoelde al het vuil van mij af, en vuil waren we. Het stof van in de kloof was aan ons gezicht en aan onze benen geplakt, we waren net halve negertjes. Door de wind waren mijn schouders erger verbrand dan gedacht, en kon mijn vriendje zijn geliefde martelpraktijken met het insmeren met zonnecrème weer aanvangen.

Ik liep naar de eetzaal als een bejaarde fossiel; alles deed zeer, ik was overal stijf en mijn knieën werkten ook al niet goed mee na mijn avontuurtje met onze jeep. Maar kom, Geert gedroeg zich nu ook niet bepaald meer als een jong en dartel veulen. We klampten ons aan elkaar vast en slaagden erin een min of meer normale entree te maken. Na het avondeten was ik totaal gevloerd. Mijn zoetje had me reeds twee dagen beloofd me te trakteren op een chocolade-milkshake (sinds de vorige keer hier een traditie van mij om dat ’s avonds te drinken), maar ik was te moe en we besloten te gaan slapen. Morgen gaan we wat langer slapen, en is het een dagje waarin we iets doen dat ik gekozen heb. Ik koos voor Spinalonga en Hersonissos. Maar eerst: SLAPEN!!!

Foto’s