zondag, 1 augustus 2010

1 augustus 2010 - Zadar, Kroatië

 

Veel te vroeg besloot onze wekker dat het tijd was om op te staan. Het was 5u, alles nog heerlijk rustig rondom ons, zelfs de lawaaierige sprinkhanen sliepen nog. Na een snel ontbijtje en douche maakten we onze rugzak, gooiden die in de auto, en na een snel schietgebedje dat we zonder problemen zouden starten, ging het richting Velebit-gebergte.

 

Wegens grote kans op kotsgevaar kreeg ik de hele vakantie de controle over het stuur, en meestal vind ik dat niet zo erg. Maar eerlijk gezegd begon het me nu een beetje tegen te steken. Tot hiertoe hadden we reeds een kleine duizend kilometer gereden, en vandaag zouden we er nog eens een dikke 300 bijdoen. Naar het Velebit-gebergte is het een drietal uur rijden; het eerste stuk over de A1 waar je goed door kunt rijden.

 

Flitscamera’s en snelheidscontroles bestaan hier niet; wat wel eens kan gebeuren is dat er net om het hoekje flikken staan die je tegenhouden om te blazen. Tot hiertoe hebben we daar echter nog geen last van gehad. Op de gewone wegen mag je 80 – 100 km/u rijden, tenzij in de bochten waar je best vermindert tot 40 km/u. De snelheidsbeperking op de A1 is 130 km/u, en in tunnels of over bruggen 100 km/u. Iedereen vlamt daar echter naar hartenlust, dus ook wij vlamden al eens lekker mee tot zover ons bakske het aankon. Snelheden van 170 km/u zijn daar redelijk normaal.

 

Na het betalen van onze tol (als je de A1 gebruikt, moet je tol betalen), ging het iets minder snel over de gebruikelijke kronkelweggetjes die ons tot hoog in de bergen brachten. Soms ging ons pad zomaar over in een grindweggetje, en één keer moesten we door het bos rijden op een oneffen aardepad. De kilometers gaan maar traag vooruit dan, als je maar maximaal 40 km/u kan rijden op die baantjes. Veel voorkomend zijn ook de borden die aanduiden dat er werken gaande zijn op de baan. Meestal zie je niemand werken dan, maar het bord staat wel midden op de weg achter de zoveelste haarspeldbocht, dus het is opletten dat je bord en al niet overhoop rijdt.

 

Iets na achten bereikten we de ruime parking aan het begin van het 16 km lange pad dat we zouden volgen: de Premuzic-trail. Naar ’t schijnt één van de mooiste wandelingen in het Velebit-gebergte. Slechts één nadeel: het pad gaat van de ene hut naar de andere, en de enige manier om terug te geraken is te voet. Als het pad redelijk vlak was, zouden we de 16 km dus heen en terug kunnen doen, maar anders moesten we opletten dat we voor het donker uit het gebergte zouden zijn.

 

Om halfnegen trokken we onze bergschoenen aan en begonnen we de kleine 2 km af te wandelen die ons naar de Premuzic-trail leidde. Na een aantal dagen minder zware wandeling zagen onze voeten de schoenen al wat meer zitten: mijn gezwollen enkel zag er beter uit, de blaren waren min of meer verdwenen en ook de insectenbeten die ik had gekregen en waarop ik een allergische reactie had (veel jeuk en grote rode bobbeles), begonnen eindelijk weg te gaan.

 

Het pad zelf begon makkelijk: een goed begaanbaar pad in de bossen, zonder al te veel afgronden. We stapten aan een snel tempo verder, tot het moment dat ons pad interessant begon te worden. Een mooi pad is het zeker, erg variabel en verrassend, en de dingen die je ziet maken de soms erg lastige stukken zeker de moeite waard. Na een tijdje ging het bos over in rotsen, daarna kwamen de afgronden, en dat wisselde zo nu en dan eens met een stukje bos. Afgronden of niet, het pad was altijd minstens een halve meter breed, soms een meter, en goed begaanbaar. Het was vooral een kwestie van niet naar beneden te kijken en opletten waar je je voeten neerzette.

 

Na ongeveer 5 km kwamen we aan een andere hut, waar je volgens het Internet ook kon overnachten als je dat wou. Slechts één probleempje voor de mensen die hierop hadden gerekend: men was de hut aan het renoveren, en binnenin was niets anders te zien dan een hoop planken. Volgens het bord zouden de werken duren tot en met vandaag, maar ’t was duidelijk dat hun schatting niet bepaald klopte. Wel een mooi gelegen hutje hoor: niet groot, wel schattig en helemaal op de rand van een berg, waardoor je een prachtig uitzicht kreeg. Het toilethokje was enkel te bereiken via een smal padje, en het toilet bestond uit een plank met een gat erin waardoor je boven de afgrond hing. Niets voor mij dus.

 

We hielden een korte pauze, om dan weer verder te gaan met onze wandeling. Veel mensen kwamen we niet tegen, er zijn er maar weinig die de tocht zien zitten blijkbaar. Volgens de boekjes zouden er in het Velebit-gebergte allerlei soorten dieren leven: van slangen tot gemzen, wolven en zelfs beren. We kregen uitgelegd wat we moesten doen als we een beer tegenkwamen, maar eigenlijk waren we niets met die richtlijnen: kalm blijven en je rustig uit de voeten maken. Ja hoor.

 

Een beer hebben we niet gezien, maar ik zie dan ook geen beer leven op de rotsen waar geen rivier met vis te bekennen is. Wolven lieten zich ook niet zien, maar wat we wel gezien hebben zijn drie soorten slangen, veel slakken, grote kevers en één enkele gems. Wat een prachtig beest, die gems. Hij wist dat we er waren, maar liep niet weg zolang een zeker afstand werd bewaard. We konden dus een foto trekken. Eens we te dicht kwamen ging hij lopen, en wat een snelheid. Echt heel mooi, zulke dingen zie je niet meer in ons Belgenlandje. Alleen dat al maakte het de inspanning waard.

 

Na 8 km veranderde ons pad opnieuw: van de bergen en de bossen ging het over naar uitgestrekte grasvlakten. Het was net iets na de middag, de temperatuur was op z’n maximum, en zo zonder een plekje schaduw was ’t wel erg snel warm. Gelukkig kregen we af en toe het verfrissende bergenwindje. Op 10 km begonnen mijn voeten weer pijn te doen, en we zochten een plaatsje in het gras om even te rusten en wat te eten. Ondertussen keken we naar het schouwspel van enkele roofvogels.

 

We hadden gezien dat het pad terug overging naar gewoon vlak in de bossen, en waarschijnlijk zou dat voor die laatste paar kilometers zo blijven tot aan de hut. Het mooiste hadden we gezien, we waren enkele bergen over gewandeld, en we besloten terug te keren om de wandeling niet al te zwaar te maken en voor het donker uit de bergen te zijn. Al bij al hadden we reeds 12 km afgelegd, en dat moesten we nog allemaal terug doen ook. Op het einde van de dag zouden we dan 24 km gewandeld hebben, wat toch wel een mooi aantal is als je weet dat het een echte bergwandeling was geweest.

 

De terugweg was iets lastiger door de warmte, maar we hadden een grote voorraad water mee, dus dat viel wel mee. Terug op het 5 km-punt kwamen we al eens wat meer mensen tegen die zaten te pauzeren aan de hut waar men aan het renoveren was. Men was daar effectief aan het zagen en timmeren, alles manueel want elektriciteit heb je niet middenin de bergen. Dan te bedenken dat die mensen elke keer die 5 km moeten wandelen voor ze kunnen beginnen werken…

 

We zochten zelf ook een rustig plaatsje op voor een korte pauze, en daarna gingen we terug op pad voor het laatste stukje. Ondanks de lastige stukken waren we goed vooruit gegaan, met een gemiddelde van 3,5 km/u. Op de laatste 5 km staken we alle mensen voorbij die een heel eind voor ons vertrokken waren. Wat veel gedaan wordt, is blijkbaar de wandeling tot aan die eerste hut en terug: een vrij gemakkelijk stuk van in totaal dan 10 km, maar het mooiste heb je niet gezien dan. Als je natuurlijk zag dat mensen met basketsloefkes en teensletsen de bergwandeling probeerden te doen, hoeft je dat natuurlijk niet te verbazen. Om de paar stappen stonden ze uit te blazen of te klagen over hun tenen, en sommigen vonden het nodig om een sigaret te roken, ondanks de verbodstekens wegens kans op bosbranden. En lawaai dat die maakten, niet te geloven! De dieren die we op de heenweg hadden gezien, waren ondertussen veilig weggekropen in hun holletjes. Al goed dat we zo vroeg begonnen waren, anders hadden we vast niets gezien.

 

Rond zessen ploften we terug in onze auto en bevrijdden we onze voeten van de kwellende bergschoenen. Mijn enkel begon terug op te zwellen, en de blaren kregen we er gratis en voor niets bij. Onze kousen plakten soms in de blaren, dus het was een beetje een pijnlijke bedoening, maar we waren toch blij dat we zoveel moois gezien hadden.

 

Onderweg stopten we langs een wegrestaurantje om onze suikers terug op peil te brengen, en van daar ging het regelrecht naar het appartement voor een warme douche en een lekkere maaltijd bij Nico. We waren net voor het donker thuis (dat probeerden we altijd te bereiken door het gebrek aan straatverlichting hier), en genoten op het terras bij Nico van onze laatste avond in Vinjerac. ’t Was heerlijk: een fantastisch uitzicht over de kloven die ons zo gemarteld hadden, gekleurde lampjes, vriendelijke mensen overal en de gebruikelijke oldiesmuziek die hier wordt gedraaid.

 

Ondanks dat Vinjerac slechts een paar straten groot is, werd het dorpje toch in 2 verdeeld: een gedeelte mensen aan de ene kant die vaste klant waren bij Nico en genoten van het uitzicht en de oldies, en een deel mensen aan de andere kant meer bij het water die kwamen voor het strand en in het modernere café daar zich te pletter dronken bij wilde dansmuziek. Niet dat ik plots tegen dansmuziek ben, maar we kozen beide toch voor de rustige kant en de oldies.

 

Omdat we intussen ook bij de vaste klanten gerekend werden van Nico, kregen we na onze maaltijd een drankje van het huis aangeboden: schnapps geserveerd in heel leuke flesjes. Je kon kiezen voor sterk, kruidig, zoet, … Mijn zoetje koos uiteraard voor sterk, ik voor zoet. Na eens geproefd te hebben, schoot de sterke drank rechtstreeks tot in mijn kop, dus ik besloot wijselijk de rest af te staan aan mijn zoetje (kwestie van Kretatoestanden te vermijden hè) die alles zonder problemen binnengoot. Achteraf vond hij de zoete schnapps toch beter.

 

Morgen moeten we rond tienen uitchecken, maar door de zware dag zagen we het niet zitten om onze valiezen nog te pakken. Dan maar voor morgen, en iets vroeger opstaan. Moe en voldaan ploften we in ons bed, en we sliepen binnen de kortste keren.

 

Foto’s